06-10-2025

‘Een bedrijventerrein is nooit af; het moet blijven leven’

Wat maakt een bedrijventerrein toekomstbestendig? Voor gebiedsontwikkelaar Joost Okkema draait het niet alleen om techniek of infrastructuur, maar om samenwerking, maatwerk en blijvende aandacht. “Een goed terrein is een terrein dat in beweging blijft. Het is nooit klaar en dat hoort ook zo.”

Joost is al jaren actief op het snijvlak van economie, ruimte en gebiedsontwikkeling. Hij begeleidt de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen en gemengde gebieden, van parkmanagement tot positionering, van initiatieffase tot concrete uitvoering. Steeds opnieuw is zijn insteek: hoe zorg je dat een terrein echt werkt voor ondernemers, voor de gemeente én voor de omgeving? “Je bent als bedrijventerrein toch een beetje een indringer in het gebied,” zegt hij. “Dan moet je begrijpen waar je mee bezig bent. Niet alleen technisch of ruimtelijk, maar ook maatschappelijk. Een terrein moet economisch floreren, maar ook goed aansluiten op zijn omgeving.”

De kracht van basis én beweging

Volgens Joost begint elk goed terrein bij de basis. “Goede infrastructuur, netjes onderhoud, veilige inrichting. Daar kun je als gemeente niet op bezuinigen. Maar het terrein moet óók in beweging blijven. Bedrijven veranderen, de economie verandert, de omgeving verandert. Als je dan stil blijft staan, raak je achterop. Een bedrijventerrein moet blijven concurreren en dat lukt alleen als overheid en ondernemers daar samen in optrekken.”

Samenwerken begint met luisteren

In zijn werk komt Joost op veel verschillende terreinen. Toch is zijn aanpak steeds dezelfde: beginnen met luisteren. “Wat zijn de knelpunten? Waar wringt het? Vaak gaat het om hele praktische dingen: beveiliging, parkeren, water, energie. Maar de sleutel ligt in het gesprek. Je moet de ondernemers echt kennen. Weten wie er vooruit wil, wie de ambassadeurs zijn. Dat vraagt tijd en betrokkenheid, maar het betaalt zich terug.”

Goede parkmanagementstructuren zijn daarin essentieel, vindt hij. “Niet te groot maken. Begin gewoon op straatniveau. Informele werkgroepen boeken vaak de meeste en snelste successen. En zorg voor maatwerk. Elk terrein is anders.”

Wie doet wat?

Over de rolverdeling tussen ondernemers en overheid is hij duidelijk: “Het is altijd een kwestie van samen. Als er sprake is van achterstallig onderhoud, moet de gemeente de eerste stap zetten. Maar ook ondernemers hebben belang bij een aantrekkelijk terrein. Waardevermeerdering ontstaat alleen als er gezamenlijk wordt geïnvesteerd.” Die samenwerking hoeft niet groots of ingewikkeld te zijn. “Begin klein. Eén straat, één knelpunt. Je hoeft niet meteen alles op te lossen. Als mensen merken dat er écht iets gebeurt, haken anderen vanzelf aan.”

Joost ziet niet één onbenutte kans voor bedrijventerreinen. Dat verschilt overal. “Het is daar waar het probleem zit. Soms is het energie. Soms water. Soms veiligheid of uitstraling. Wat het ook is, het vraagt altijd dezelfde benadering: gezamenlijk het probleem beetpakken, de schouders eronder zetten en vooruitkijken. Dan maak je van een knelpunt een kans.”

‘Het moet er ook gewoon goed uitzien’

Naast alle technische en organisatorische aspecten wijst hij ook op de visuele kant van een terrein. “Uiteindelijk moet het er gewoon goed uitzien. Je moet over een terrein kunnen rijden en denken: ja, dit klopt. De eerste lijnen zijn waardevol gebleken. Dat zegt veel over het gebied, maar ook over de mensen die er werken en dat trekt weer mensen aan.” Zijn boodschap aan gemeenten en ondernemers: “Sta open voor elkaars perspectief. Je hoeft het niet altijd eens te zijn, als je het maar over hetzelfde hebt. Dan kom je samen verder.”